De raad voor maatschappelijk welzijn neemt kennis van het verslag van de vorige zitting.
De raad voor maatschappelijk welzijn keurt het verslag van de vorige zitting goed.
Op 29 april 2010 hebben de gemeente en het OCMW van Steenokkerzeel de tweede pensioenpijler opgestart, door de invoering van het aanvullend pensioenstelsel voor de contractuele personeelsleden, met ingang van 1 januari 2010. De pensioentoelage werd vastgelegd op 1% van het pensioengevend jaarloon.
De raad voor maatschappelijk welzijn besliste in zijn zitting van 17 september 2020 - naar aanleiding van het sectoraal akkoord 2020 voor de personeelsleden van de lokale en provinciale besturen - de tweede pensioenpijler met ingang van 1 januari 2020 te verhogen van 1% naar 2,5%.
De raad voor maatschappelijk welzijn besliste in zitting van 14 december 2021 de bijdragevoet voor de tweede pensioenpijler van het contractueel personeel vast te stellen op 3% van het pensioengevend jaarloon, met ingang van 1 januari 2021 in het kader van het verkrijgen van een korting op de responsabiliseringbijdrage met betrekking tot de financiering van de ambtenarenpensioenen.
Het bestuur wil de pensioenkloof tussen haar statutair personeel en contractueel personeel verkleinen en voorziet bijgevolg in een tweede pensioenpijler voor de totaliteit van haar contractueel personeel.
Tot eind 2021 waren verschillende Vlaamse lokale besturen voor de 2de pensioenpijler (een aanvulling op het wettelijk pensioen van contractuele personeelsleden) aangesloten bij de groepsverzekering van Ethias en Belfius Insurance.
In de maand juni 2021 heeft Ethias ons op de hoogte gebracht dat zij de lopende groepsverzekeringsovereenkomst per 1 januari 2022 zouden stopzetten.
Om verder te voorzien in deze 2de pensioenpijler heeft het bestuur de keuze om enerzijds een overheidsopdracht voor een groepsverzekering bij een verzekeraar aan te gaan en anderzijds zich aan te sluiten bij een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening (pensioenfonds).
De VVSG en OFP PROVANT (dat werd omgevormd tot OFP PROLOCUS) hebben intussen samen voor een nieuw aanbod gezorgd.
Een aanvullend pensioen voor contractanten van lokale besturen is zo goed als veralgemeend, met bovendien het sectorale akkoord van 2020 dat een minimumbijdrage van 2,5% oplegt.
Door de 'Wet Bacquelaine' van 2018 kunnen besturen zelfs een korting op de responsabiliseringsbijdrage krijgen als ze een voldoende hoge 2de pijler aanbieden aan de contractanten.
Na onderhandelingen met de VVSG en verschillende betrokken spelers leidde in september 2021 toch een akkoord met de speler OFP Provant.
Hierdoor werd er een pensioenfonds opgesteld waarbij alle lokale besturen van het Vlaamse Gewest kunnen toetreden.
Verschil groepsverzekering en pensioenfonds
Om te voorzien in een aanvullend pensioen voor werknemers moet een werkgever een beroep doen op een pensioeninstelling.
Deze pensioeninstelling int de bijdragen, belegt ze, berekent de aanvullende pensioenen en betaalt ze uit.
Er zijn 2 soorten pensioeninstellingen.
Wetgeving overheidsopdrachten?
Om toe te treden tot een pensioenfonds dat zelf de wetgeving op de overheidsopdrachten respecteert, is geen overheidsopdracht vereist.
Het bestuur oefent door toetreding via de algemene vergadering waar men lid van wordt, toezicht uit op OFP Prolocus net zoals op haar eigen diensten.
Het bestuur oefent impact uit op het beleid van het pensioenfonds, en dan speelt de zogenaamde 'in house doctrine'.
Dit systeem is vergelijkbaar met wat geldt als een lokaal bestuur een beroep doet op de intercommunale waartoe men zelf behoort.
Ook hierbij speelt de wetgeving overheidsopdrachten niet.
OFP Prolocus zal meer dan 80% van de uitvoering van taken behelzen die hem zijn toegewezen door de controlerende overheden (bv. het voorzien in aanvullende pensioenen voor lokale en provinciale besturen).
Als laatste is er geen directe participatie van privékapitaal in OFP Prolocus en zijn zijzelf onderworpen aan de wetgeving op de overheidsopdrachten.
Wat is OFP Prolocus?
OFP Prolocus is een pensioenfonds (dus een aparte juridische entiteit), dat in 2009 werd opgericht door het provinciebestuur Antwerpen.
Het biedt een aanvullend pensioen aan voor contractanten van de verschillende provinciale instellingen zelf.
Tot voor de statutenwijziging had OFP Provant alleen een aanbod voor lokale besturen in de provincie Antwerpen.
OFP Prolocus daarentegen staat open voor alle lokale en provinciale besturen in Vlaanderen.
Het fonds haalde de voorbije jaren een gemiddeld rendement van ruim 6%, maar rendementen uit het verleden bieden uiteraard geen enkele garantie voor de toekomst.
OFP Prolocus zal, in het verlengde van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen, sterk inzetten op het duurzaam karakter van zijn beleggingen.
Rol VVSG
De VVSG heeft alleen een faciliterende rol.
De uiteindelijke beslissing met betrekking tot een aanvullend pensioen voor de eigen contractanten moet genomen worden door elk lokaal bestuur.
Om deze beslissing te faciliteren, onderhandelen de VVSG met OFP Provant met het oog op de omvorming tot OFP Prolocus, met de RSZ, Sigidis en de KSZ (voor de financiële en gegevensstromen), met de vakorganisaties (met het nieuwe kaderreglement),...
Daarnaast werd en wordt de toezichthouder FSMA uiteraard geïnformeerd over alle belangrijke stappen in het dossier.
VVSG wil besturen maximaal ontzorgen.
Daarnaast organiseerden de VVSG en OFP Prolocus ook verschillende webinars over dit onderwerp.
De presentaties en opnames zijn hiervan in de bijlagen terug te vinden.
Voor- en nadelen aanbod van VVSG/OFP Prolocus
Het belangrijkste voordeel van de geplande nieuwe 2de pensioenpijler is de ontzorging die de VVSG aanbiedt.
Op tal van punten die werkgevers anders zelf moeten regelen, zal de VVSG voorbereidend werk leveren.
OFP Prolocus zal verder op vraag van de VVSG voor de nieuwe toegetreden besturen het systeem van de vroegere groepsverzekering waarbij de bijdragen geïnd worden via de RSZ-aangifte behouden.
Daarvoor komt er een overeenkomst met o.a. de RSZ. Ook dit moet het bestuur niet meer zelf regelen.
Het belangrijkste voordeel ligt echter in de kostenefficiëntie.
Pensioeninstellingen zijn aan zware eisen (vaste kosten) onderworpen qua beheer, financieel beleid, transparantie, dienstverlening, ...
Door veel besturen te verzamelen in 1 entiteit, ontstaan er positieve schaaleffecten, dus lagere kosten per werkgever en per aangeslotene.
Een werkgever voor wie een aanvullend pensioen wordt opgebouwd, heeft op het moment van de pensionering de zekerheid van een bepaald minimumrendement, de zogenaamde 'WAP-garantie'.
Vandaag bedraagt die 1,75% per jaar voor een actieve aangeslotene voor de diensten gepresteerd sinds 2016, en 0% voor iemand die het bestuur heeft verlaten en zijn verworven reserves heeft laten staan.
Als de beleggingen van de pensioeninstelling (verzekeraar of pensioenfonds) dat rendement niet halen dan kan een werkgever aangesproken worden om het verschil bij te passen, want hij heeft zich geëngageerd tegenover zijn medewerker.
In de aflopende groepsverzekering bij Belfius Insurance was dit verplichte minimumrendement afgedekt door de verzekeraars zelf.
Zij pasten het noodzakelijke verschil desgevallend bij en konden de werkgevers-besturen hiervoor niet aanspreken.
Hier ligt meteen de belangrijkste reden waarom de overeenkomst werd opgezegd, want de verzekeraars moesten de voorbije jaren telkens veel geld toevoegen om aan de verplichtingen te voldoen.
Vandaag wil of kan geen enkele aanbieder (pensioenfonds of verzekeraar) nog werken met een dergelijk hoog gegarandeerd rendement.
Op dat vlak gaan de besturen er dus op achteruit in vergelijking met de opgezegde groepsverzekering, welke keuze ze vandaag ook maken.
Het is echter wel de bedoeling dat de hierboven aangehaalde voordelen, gekoppeld aan een financieel beleid dat de kans op extra tussenkomsten van de werkgevers klein houdt, opwegen tegen dit nadeel.
Wat is een pensioenplan? Welke soorten bestaan er?
In een pensioenplan krijgt de belofte die de werkgever aan de werknemer maakt om te voorzien in een aanvullend pensioen, concreet vorm.
In elk plan zal de werkgever verantwoordelijk blijven voor de aan de werknemer gedane pensioenbelofte.
De werkgever zal de pensioenbelofte aan de werknemer financieren door betalingen te doen aan deze pensioeninstelling.
Deze laatste belegt deze middelen zo goed mogelijk en zorgt voor de OFP Prolocus administratieve opvolging.
Blijken de financiële middelen die de pensioeninstelling op de pensioendatum heeft te laag om in de belofte of het wettelijke minimum te voorzien, dan zal de pensioeninstelling de werkgever aanspreken om het verschil bij te passen.
Er bestaan drie soorten pensioenplannen:
Kosten?
De belangrijkste kosten voor een bestuur hangen samen met het engagement van het OFP Prolocus bestuur tegenover de contractanten, uitgedrukt in een percentage van het loon.
Dit is 3% en zal dus niet veranderd zijn tegenover het huidige systeem.
Daarnaast zal er ook gedurende (wellicht) 5 jaar na de toetreding een zogenaamde prefinanciering van 5% boven op de pensioentoezegging gelden.
Met die middelen bouwt OFP Prolocus voor elk bestuur een 2de vrije reserve op.
Deze vrije reserves moeten maximaal vermijden dat besturen worden aangesproken om een eventueel tekort bij te passen.
Als de 2de vrije reserve hoog genoeg is, kan ze deels worden ingezet voor de (co)financiering van de pensioenbijdragen van 1 of meer jaar.
Kortom: de prefinanciering zal ook gelden voor besturen die pas later toetreden, en voor hen ook even veel jaar gelden als voor besturen die van bij de start in 2022 instappen.
Op de pensioenbijdragen (toezegging en prefinanciering) moet ook 8,86% socialezekerheidsbijdragen worden betaald.
Een derde luik wordt gevormd door de effectieve kosten die het pensioenfonds moet maken om te functioneren: personeelskosten, kosten van allerhande (vaak verplichte en strikt gereglementeerde) dienstverlening, opgelegde jaarlijkse communicatie aan de contractanten van de aangesloten besturen, organisatie van een aanspreekpunt voor vragen,...
Een deel van die kosten hangt niet of nauwelijks samen met de omvang de pensioeninstelling, zodat iedereen er baat bij heeft dat ze veel mogelijk besturen met zoveel mogelijk contractanten aansluiten. Zo worden de kosten per aangeslotene beperkt.
In 2022 starten we met een kostenfactuur van € 1.000 per jaar per werkgever en € 10 per jaar per aangesloten medewerker. Die bedragen worden jaarlijks geïndexeerd.
Financiële stromen?
De bedoeling van het nieuwe systeem is om besturen maximaal te ontzorgen.
Wat ze kennen van de groepsverzekering, namelijk de inning van de bijdragen van de RSZ, blijft behouden.
Een eerste financiële stroom zal zijn tussen de RSZ en het bestuur via de maandelijkse voorschotten en de kwartaalaangiften.
De RSZ zal van OFP Prolocus het percentage krijgen dat het elk kwartaal moet toepassen op de volledige contractuele loonmassa van het bestuur, dus zonder verijzondering per medewerker.
Daarnaast zal OFP Prolocus jaarlijks aan de RSZ vragen om een bijkomend bedrag te innen bij de besturen.
Dat bedrag zal bestaan uit enerzijds de ontbrekende financiering en anderzijds de jaarlijkse kosten.
De RSZ rekent op de voor rekening van OFP Prolocus geïnde bedragen een kostenvergoeding van 0,2% aan.
Het aanbod van OFP Prolocus werd, net zoals de groepsverzekering die tot eind 2021 aangehouden bij Belfius Insurance, geen werknemersbijdragen vereisen, er zal voorzien worden in een overlijdensdekking en een kapitaalsuitkering.
Voor de werknemers komt er een bijkomend voordeel, namelijk de dekking van o.a. moederschapsrust, adoptieverlof, arbeidsongeval en beroepsziekte als gelijkgestelde periode. Dat is een verbetering tegenover de huidige groepsverzekering.
Er komen wel meer mogelijkheden voor werkgevers om het bijdragepercentage te laten afhangen van de hoogte van het loon, om zo het verschil tussen het laatste loon en het wettelijk pensioen extra te verkleinen.
Dat kan met de zogenaamde 'step rate'.
Besturen kunnen die toepassen omdat de berekening van het wettelijk pensioen vandaag geen rekening houdt met het loongedeelte boven het zogenaamde loonplafond van € 63.944,74 per jaar (eerstkomende jaren wordt dit stelselmatig verhoogd).
Door op het loongedeelte daarboven een hogere toezegging toe te passen dan op het loongedeelte onder die grens, kan een deel van dat negatieve effect worden geneutraliseerd en wordt de zogenaamde vervangingsratio over de verschillende looncategorieën meer geharmoniseerd.
Het bestuur kan met andere rechtspersonen waarmee ze nauwe banden hebben (AGB’s, OCMW) een 'MIPS-Groep' (multi-inrichters pensioenstelsel) vormen.
Door toe te treden tot een zogenaamde Mips-groep kunnen besturen door de wet bepaalde gevolgen van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst opvangen.
Die gevolgen hebben zowel een werknemers- als werkgeversaspect.
Voor 2022 is er geen bijkomende kost voor de financiering van de tweede pensioenpijler, aangezien er reeds in een tweede pensioenpijler van 3% is voorzien in de personeelsbegroting 2022.
Email van Haviland van 25 maart 2022 waarin wordt meegedeeld dat de gewone algemene vergadering van Haviland plaats heeft op woensdag 22 juni 2022 om 18u00 in de kantoren van Haviland Brusselsesteenweg 617 te 1731 Asse-Zellik met volgende agenda:
Het OCMW van Steenokkerzeel is aangesloten bij de intercommunale Haviland die werd opgericht op 24 maart 1965 bij oprichtingsakte verschenen in de Bijlage tot het Belgisch Staatsblad van 16 april 1965 onder het nummer 8226 en verlengd werd op 23 oktober 2019, verschenen in de bijlage tot het Belgisch Staatsblad van 21 november 2019 onder het nummer 19151652.
Haviland is een dienstverlenende vereniging voor intergemeentelijk samenwerkingsverband voor de ruimtelijke ordening en de economische sociale expansie van het arrondissement Halle–Vilvoorde, die wordt beheerst door het Decreet Lokaal Bestuur.
Het decreet lokaal bestuur, in het bijzonder de artikelen 427, 432, 77 en 78.
Het OCMW-raadsbesluit van 28 februari 2019 en 24 oktober 2019 betreffende de aanstelling van de afgevaardigden voor de (buitengewone) algemene vergaderingen van Haviland voor de volledige legislatuur.
Ann Goovaerts, OCMW-raadslid, geeft toelichting over dit agendapunt :
Onlangs raakte bekend dat in Mechelen 13 huurders van sociale woningen hun woning werden uitgezet omdat ze toch nog over een eigendom bleken te beschikken.
Volgens ons zeer terecht, want sociale woningen moeten kunnen dienen voor zij die er echt behoefte aan hebben.
Vraag:
Doet onze gemeente hier controle op?
Zijn er al zulke gevallen vastgesteld?
Schepen Marleen Ral antwoordt als volgt:
Kurt Ryon, burgemeester, is afgevaardigde in EZH en heeft dit vroeger al gevraagd. Dit werd toen afgewezen wegens de hoge kostprijs.
Nu is dit wel goedgekeurd omdat er een raamcontract is. Het wordt alleen gebruikt bij vermoedens, niet systematisch, om budgettaire redenen.
Namens Raad voor maatschappelijk welzijn,
Heidi Abeloos
Algemeen directeur
Bruno Peeters
voorzitter